Macro-economie: de hele essentie in 5 minuten

Micro-economie = bedrijfseconomie, meso-economie gaat over sectoren, macro-economie = algemene economie = economie op landsniveau. De hoofdrolspelers van macro-economie zijn:

  • ­ Lonen
    Het is cruciaal voor de gehele economie dat het volk genoeg werk (loon) heeft om in het eigen (gezins)levensonderhoud te voorzien. Met dit inzicht is er in Nederland relatief veel harmonie tussen werkgevers, werknemers, en overheid (poldermodel: overleg). Per land bestaan ideeën over toelaatbare inkomensverschillen (die je bv kan nivelleren via het belastingstelsel).
  • ­ Sparen en Investeren
    Mensen sparen “overtollig” geld voor later. Bedrijven lenen dit (via de bank) graag: zij willen investeren om te groeien. Hier vullen “nu even niet” en “nu juist wel” nodig hebben elkaar aan.
  • ­ Geldschepping en krediet en Fiduciair stelsel (vs goudstelsel)
    Banken kunnen zelfs veel meer uitlenen dan het spaargeld. Dit werkt zo: de acute behoefte aan geld (opnemen en opmaken) is relatief gering. Geld is dus de meeste tijd “werkloos”. Dan kan een ander het net zo goed lenen. Maar die truc kan je herhalen als de spaarder van het “oorspronkelijke” geld dit nog steeds niet nodig heeft. Zo ontstaat dus ruimte om meer uit te lenen dan er gespaard is. Door dat uitlenen wordt de facto geld gecreëerd, in de vorm van krediet. Dat geld, en daarmee ook de totale hoeveelheid geld, “bestaat” dus wel, maar voor een groot deel louter administratief. Dit is het fiduciair stelsel, dat kort gezegd leunt op het vertrouwen dat dit mechanisme werkt. Vroeger was er het goudstelsel en moest alles door werkelijke waarde (goud) gedekt zijn. Dit beperkt groeimogelijkheden flink, maar je krijgt ook geen vertrouwens- en kredietproblemen. De overheid en centrale bank kunnen trouwens ook geld scheppen door letterlijk de gelddrukpersen aan te zetten (al werkt dat inflatie in de hand).
  • ­ Geldhoeveelheid en geldcirculatie
    Er is per periode ruwweg een vaste geldhoeveelheid. Dit geld moet blijven rollen. Een andere manier om tegen inkomen en uitgaven aan te kijken is dat je periodiek delen uit die totale geldhoeveelheid krijgt en er steeds delen “in terug stopt”. Je kan je dan voorstellen wat het betekent als dit sneller rondgaat: meer inkomen en meer uitgaven (dus meer welvaart) met dezelfde geldhoeveelheid. Dit stokt als mensen stoppen met uitgeven.
  • ­ Prijsniveau en Inflatie
    In een volledig stationaire economie is het prijsniveau (de prijs van een “normaal” pakket consumptiegoederen) stabiel. Als welvaart toeneemt doordat mensen een hoger inkomen hebben en er lustig geld wordt uitgegeven, dan stijgen de prijzen. Dit “minder waard worden van geld” (zelfde goed voor hogere prijs) heet inflatie. Inflatie wil je vermijden omdat je simpelweg niet wilt dat hetzelfde ding steeds meer geld kost, en omdat dit mechanisme dan ook kan ontsporen (geen vat meer op ontwaarding; hyperinflatie).
  • ­ Stabiliteit en Groei
    Een stabiele economie is belangrijk. Instabiliteit kan voor rare grillen zorgen op de beurs, in de werkgelegenheidsontwikkeling, in prijzen – dat wil je niet. Dus is “economische stabiliteit” een kerntaak van De Nederlandsche Bank. Aan de andere kant wil je wél economische groei. Maar die groei moet dus heel beheerst. Bij harde groei stijgt de welvaart relatief snel, wat tot hogere inflatie leidt, wat ongewenst is. Dus bij (te) snelle groei, die een gevaar vormt voor stabiliteit, moet de economie afgekoeld worden. Dat kan op verschillende manieren:
  • ­ Reële sfeer en Monetaire sfeer
    De reële sfeer is het domein van echte transacties (inkopen, verkopen). De monetaire sfeer is het domein van beïnvloeden van de geld/kapitaalbewegingen via beleid en instrumenten (zoals rente). Er is een klassieke strijd over hoe de overheid de economie behoort te beïnvloeden. De “Keynesianen” stellen dat dit via de reële sfeer moet, de “monetaristen” of “klassieken” dat het via de monetaire weg moet. In de praktijk gebeurt het beide. De overheid is deelnemer in de echte economie (en kan de economie zo een impuls te geven met bv aanbesteding van grote projecten); de centrale bank beheert monetaire instrumenten, zoals de rentevoet.
  • ­ Rentevoet
    De rentevoet is een centraal bepaalde basisvergoeding voor leningen. Hiermee kan de economie via monetaire weg worden beïnvloed. Als de economie een impuls moet krijgen gaat de rente omlaag. Dit heeft twee effecten: het is voor spaarders niet meer zo aantrekkelijk om spaartegoeden aan te houden (dus zal men sneller geneigd zijn om nu bepaalde aankopen te doen ipv die uit te stellen), en tegelijk wordt het voor bedrijven juist aantrekkelijk om geld te lenen om nieuwe investeringen te doen. Dus verlaging heeft dit dubbele effect, dat omgekeerd ook bereikt wordt als de economie moet worden afgekoeld – bijvoorbeeld als de inflatie te hoog begint te worden. De rente wordt dan verhoogd, dus aantrekkelijker om geld te sparen ipv het uit te geven, en duurder om geld te lenen, dus minder investeren.
  • ­ Belastingen en Overheidsbestedingen
    Belastingen vormen de inkomstenbron van de overheid ten behoeve van bestedingen van de overheid: het managen van het land, en uitgaven aan publieke voorzieningen. Men kan besluiten om de economie te beïnvloeden door de belastingen en/of de bestedingen te wijzigen. Het verschil tussen de inkomsten en de bestedingen is het tekort of overschot.

Als bedrijfskundige zijn deze inzichten handig voor je algemene ontwikkeling.

De SpeedMBA e-cursus is live!

Alles van business leren in je eigen tijd? Bestel dan snel de SpeedMBA
online cursus!


 

Bestel ook het boek!100 Business Bites

 

 

NIEUW: de e-course over ALLES van BUSINESS

Leer alles van business in je eigen tijd, wanneer jij wilt en krijg compleet bedrijfsbegrip!
Share This